![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Limburg 1940-1945,
Hoofdmenu
![]() | ![]() | ![]() |
Ter gelegenheid van zijn koperen dienstjubileum als burgemeester van Brunssum schreef de Nieuwe Limburger op 30 mei 1959: Na de middelbare school doorliep hij de school voor reserve-officieren der infanterie in Kampen. In de daarop volgende jaren bekwaamde hij zich in de gemeente-administratie, meer in het bijzonder in de gemeente-financiën. [1]
Er is ook in Het land van Herle sprake van J.W. Quint, reserve eerste luitenant, voormalig plaatselijk commandant van de O.D. te Heerlen. [2]
Er zijn twee bidprentjes op de naam Quint met dezelfde sterfdatum in het Rijckheyt archief bewaard. Eén op de voornamen Johannes Wilhelmus, het andere op de voornaam Wim. Dat tweede is ook de bron van de nevenstaande foto. [3]
Cammaert noemt hem W.J. Quint en schrijft in een samenvatting over hem: Heerlen, ambtenaar, verzetspionier. Maakte deel uit van de O.D. en de L.O. Quint werkte vooral achter de schermen en was betrokken bij de vervaardiging van het illegale blad “Het Vrije Volk”. [4.1]
Hij was de plaatsvervanger van Charles Bongaerts als commandant van de O.D. in Heerlen.
Door toedoen van Quint nam Bongaerts deel aan de hulp aan (joodse) onderduikers.
… Quint, die meteen na de november-arrestaties was ondergedoken, volgde hem als plaatselijk O.D.-commandant van Heerlen op. [4.2]
In het boven genoemde jubileumsartikel van de Nieuwe Limburger lezen we verder:
Op de vooravond van Kerstmis 1943 zag hij zich gedwongen onder te duiken tot aan de dag van de bevrijding van Heerlen
… Na de bevrijding werd hem het plaatselijk commando van de Binnenlandse Strijdkrachten en de leiding van de opsporingdienst voor politieke delinquenten opgedragen. [1]
Cammaert: De voorbereidingen in verband met de arrestatie van politieke delinquenten werd toevertrouwd aan een door Nicolas ingesteld Comité van oud-Illegale Werkers waarin W.J. Quint een prominente plaats bezette. Het Comité kon bij zijn werkzaamheden terugvallen op een sedert 1941 bijgehouden administratie waarmee Molenaar en Bongaerts een begin hadden gemaakt en waarin in totaal achthonderd personen waren opgenomen die zich „onvaderlands“ zouden hebben gedragen. [4.2]
Voetnoten