|
|
|
|
|
Tussen 7 dec. 1973 en 14 jan. 1974 gingen Gerda en Pierre Schunck-Cremers op reis naar Curaçao en Bonaire. Het was niet de eerste keer.
In 1948 was eerst Pierre Schunck alleen erheen gegaan om er een confectiebedrijf op te zetten, dat werkkleding zou gaan produceren, vooral voor de olie-industrie van Curaçao, Aruba en Venezuela.
De regionale pers schreef:
Pierre Schunck schrijft in: „Begin Bonaire“ o.a.:
In 1947 werd de vennootschap v. firma A. Schunck omgezet in een N.V.
Papa had steeds geijverd om mij bij zijn levenswerk te betrekken. Hij kwam naar Valkenburg om Gerda en mij te bewegen, alles opzij te zetten, achter het verleden een streep en een directie-functie in deze N.V. te aanvaarden.
Na overleg met Gerda stemde ik toe, mits geen functie in het commerciële vlak. Papa stelde de personeelsaangelegenheden voor.
Later volgde het hele gezin. Het was aanvankelijk niet de bedoeling daar te blijven. Pierre hoopte immers op een plaats in de leiding van de N.V. A.Schunck in Heerlen. Daar is niets van gekomen. Hij moest bovendien herhaaldelijk terug naar Bonaire. Tijdens één van die verblijven werd hij een tweede keer vergezeld door vrouw en kinderen. Maar niet alle kinderen konden deze keer mee, omdat daar geen middelbare school was. De 4 ouderen bleven daarom in Nederland, bij "oom Jozef" terwijl de kleinen, inmiddels ook 4, meekwamen. Toen op 30 juni 1954 alweer een kind naar de middelbare school in Nederland moest, bleef Pierre J.A. Schunck met de drie jongsten achter. Op 15 januari 1955 werd het gezin herenigd in de haven van Amsterdam.
Het hoofdstuk Bonaire was zakelijk geen succes. Maar het eiland heeft er zeer van geprofiteerd. Na de oorlog ontbraken er vele mannen, daaronder 34 Bonairiaanse soldaten (meer dan van de andere eilanden van de toenmalige Nederlandse Antillen). Door te weinig werkgelegenheid op het eiland zelf waren altijd al vele mannen van Bonaire zeeman geworden. Duitse onderzeeërs hebben ook geprobeerd om de scheepvaart rondom de raffinaderijen van Aruba en Curaçao uit te schakelen en daarmee de vliegtuigbrandstof-productie te elimineren. Tijdens deze gevechten zijn ook schepen betrokken geraakt die een Bonairiaanse bemanning hadden.
Er was enige scheepsbouw, waar de traditionele barken werden gebouwd, en een weinig intensieve zoutwinning. Zo was het een grote uitkomst, dat een bedrijf naar Bonaire kwam, dat juist aan vrouwen werk zou gaan bieden en ze zelf ook daarvoor zou opleiden. Een gevolg van die vestiging was ook, dat de stroomvoorziening aanzienlijk werd verbeterd. Pierre Schunck schrijft hierover:
De enige handicaps voor onze vestiging aldaar waren: het gemis aan een geschikt gebouw en een elektriciteitsvoorziening overdag. Een elektrische centrale was aanwezig, welke door een particuliere maatschappij geëxploiteerd werd. Technisch was deze centrale in staat ons van elektriciteit te voorzien, doch zij kon niet rendabel voor één bedrijf werken. Het Gouvernement zegde ons bij monde van Zijne Ex. Gouverneur Dr. P. Kasteel toe om deze centrale een deficiet-garantie te geven bij levering van dagstroom zulks omwille van het economisch aspect, welke vestiging van klein-industrieën voor Bonaire biedt. Deze toezegging is verstrekt in een supplement van de begroting 1948 via het gebiedsdeel Curaçao.
De reizen omstreeks de jaarwisseling 1973-1974 en in februari 1984 naar Bonaire hebben getoond, dat deze twee pioniers niet vergeten waren. Dat moge ook uit dit fotoalbum blijken
Inmiddels was het eiland volledig veranderd. Het toerisme had welvaart gebracht. Maar men wist nog goed, wie de eerste voorzichtige aanzet tot die welvaart had gegeven.
Veel meer foto’s: Bonaire
Zie ook de albums Schunck-Cremers, Verzet en Wasserij