|
|
|
|
|
Deze text is de samenvatting van een artikel uit HET LAND VAN HERLE, 34e jaargang, afl.1 jan./mrt. 1984, „Arnold Schunck, een wever die zich handhaafde“, de biografie van een wever uit Kettenis bij Eupen (nu Oost-België), die met zijn vrouw een warenhuis in Heerlen stichtte, door zijn kleinzoon P.J.A. Schunck. Klik hier voor het origineel.
Schunck, Arnold
∗ 11 feb 1842, Kettenis (B), † 15 oct 1905, Heerlen (NL)
× Küppers, Anna Maria
∗ 20 jan 1843, Aachen-Burtscheid (D); † 20 nov 1930, Heerlen (NL)
Arnold Schunck werd geboren in Kettenis (nu behorend tot Eupen) in Oost-België, als zoon van de wever Nikolaus Severin Schunck en Maria Katharina Koppenberg. Aangespoord door de gesprekken tussen zijn vader en zijn oudste broer Nikolaus jr. over de voor- en nadelen van de gemechaniseerde weverijen, besloot hij er op uit te trekken, om te zien, welke bedrijfstak de meeste toekomst had. Na zijn leertijd bij J.P. Fremerey in Eupen ging hij op 17 april 1860 op „Wanderschaft“, een destijds in Pruisen nog gebruikelijke methode, om de voorwaarden voor de „Meisterprüfung“ te vervullen. Hij kreeg daarvoor een „Wanderpaß“, die hij in elke stad, waar hij had gewerkt, door de politie moest laten afstempelen. Tevens moesten het volgende reisdoel en de geplande reisduur in deze pas worden vermeld. De „Wanderschschaft“ was dus een periode om ervaring op te doen en de opgedane kennis in praktijk te brengen. Arnold trok van 17 april tot 5 november 1860 te voet rond en verbleef o.a. in Silezië (een belangrijk centrum van de weefindustrie), in Mannheim, München, Neurenberg, Berlijn en Hamburg. Het resultaat was mager: hij kon maar enkele weken zijn vak uitoefenen. De meeste fabrikanten moesten niks hebben van die „Wanderburschen“. Arnold hield hier een levenslange afkeer van fabrikanten aan over. Hij bleef zijn hele verdere leven trouw aan het houten weefgetouw. Ook toen de vraag naar handgeweven stoffen afnam, kon hij daarmee nog doorgaan: als „Musterweber“ zette hij kleine proefpartijen op touw in opdracht van grote weverijen, alvorens deze hun nieuwe collecties uitbrachten.
In 1865 stierf zijn vader Nikolaus, waarna
Severin Joseph de weverij overnam. De zonen Arnold en Ludwig trokken naar Hauset, waar zij in de leegstaande „Kupfermühle" voor de industrie garens en stoffen gingen verven en appreteren.
Op 25 januari 1873 trouwde Arnold met Anna Maria Küppers. Uit de nalatenschap van hun vader kregen beide broers geld en stoffen. De concurrentie van de textielindustrie in Aken en Eupen was groot en leidde ertoe, dat de plattelandswevers op hun stoffen bleven zitten.
Na de geboorte van hun eerste kind, Peter Joseph, verwees een kennis uit Vaals (is dat niet Peter Josef Schunck?) hen naar een priester in Heerlen, de latere Mgr. Savelberg, die pas een weeshuis had gesticht, waar beroepen werden onderwezen. Er werden ook kruiden verzameld en verkocht.
Op 25 augustus 1874 vestigden zij zich in de Schram (Willemstraat) in Heerlen. De eerste winkel was niet meer dan een grote huiskamer. De ene helft werd ingenomen door vijf weefstoelen, een twijnmachine om draden ineen te draaien, en rekken vol balen stof. De kruidenwinkel nam de andere helft in beslag. Bij de boeren in de omgeving kocht men de wol, die in de Caumerbeek werd gewassen en op de omringende weiden te drogen werd gelegd. Arnold had altijd twee weesjongens in dienst, die het vak van wever leerden. De zaken gingen zo goed, dat de weefkamer niet meer aan de vraag kon voldoen. Men was gedwongen stoffen te kopen in Aken en Mönchen-Gladbach. In 1882 verhuisde de zaak naar een nieuw pand aan het Kerkplein. Dit werd in 1894 afgebroken en door een grotere winkel vervangen.
Wat was het geheim van hun succes? Arnold en Anna vulden elkaar goed aan: Arnold was de vakman, Anna de zakenvrouw. Hun kinderen gingen na hun schoolopleiding meehelpen in de zaak. Ook de opkomst van de mijnindustrie in Heerlen heeft aan de bloei van Schunck bijgedragen. De boeren uit de omgeving van Heerlen kwamen er naar de kerk, naar de zondagsmarkt, om hun produkten te verkopen, maar ook om inkopen te doen. Daarbij speelde de strategische ligging van de zaak aan het Kerkplein een grote rol.
De handweverij kon zich op den duur niet handhaven. Ook de stalen werden door de industrie steeds meer machinaal vervaardigd. Dus werd de weefkamer omgezet in een kleermakerij, die elders geweven stoffen verwerkte.
Uit: Dorpsfiguren, ereburgers en notabelen, blz. 65
Dit is de verkorte vorm van: