|
|
|
|
|
Limburg 1940-1945,
Hauptmenü
Alle Gefallenen des Limburger Widerstandes
Generaal-majoor Jacob Jans ging in 1938 met pensioen, maar werd tijdens de bezetting weer actief. [1]
Cammaert schrijft: Venlo, beroepsofficier. Gaf sedert 1941 leiding aan de O.D. in Limburg. Hij trad daarbij uiterst behoedzaam op en hield zich strikt aan de directieven van de landelijke O.D.-leiding. Jans’ wijze van leidinggeven behoedde de O.D. in Limburg voor calamiteiten. Naderhand trof de O.D. het verwijt tè passief te zijn geweest. Dat gold echter niet voor talrijke individuele O.D.-ers en de O.D. in sommige Noord- en Midden-Limburgse districten. [2.1]
Daarbij dient te worden aangemerkt, dat de OD zichzelf ook niet als verzetsorganisatie zag, maar als een organisatie die het machtsvacuüm moest opvullen, dat eventueel zou ontstaan tussen de aftocht van de Duitsers en de aankomst van de geallieerden. Dit werd vooral ingegeven door angst voor het communisme bij de meeste OD-mensen.
Jans toog aan het werk en reisde als levensverzekeringsagent door de hele provincie op zoek naar geschikte kandidaten voor de zeven, eigenlijk acht districtscommando’s, want ook Helmond werd tot het gewest Limburg gerekend. Veel van de door hem gepolste beroepsofficieren voelden er niets voor. Sommigen noemden het zelfmoordplannen of weigerden op grond van de door hen als beroepsmilitair afgelegde eed niets ten nadele van het Duitse Rijk te ondernemen. Méér respons kreeg hij in kringen van reserve- en onderofficieren van de Vijfde Infanterie Brigade, waarover hij zelf het commando had gevoerd, en het Landstormkorps „Limburgse Jagers“. Uit hun midden stelde hij ook de gewestelijke O.D.-staf samen.
... In september 1941 bereikten de „Richtlijnen voor de gewestelijke, districts- en plaatselijke commandanten“ van het Centraal Bureau van de O.D. (naderhand omgedoopt in A.H.K.-O.D.) Jans in Venlo. Vooral punt twee van de Algemene Bepalingen stelde sommigen in Venlo teleur. Daarin stond namelijk: „De organisatie treedt pas in werking nadat de vijandelijke bezetting het land heeft verlaten en dan nog eerst nadat de gewestelijke commandanten van het alsdan in Den Haag gevormde bewind het bevel daartoe zullen hebben ontvangen. Afwijking hiervan, dat wil zeggen handelen te dien aanzien op eigen initiatief is onder geen omstandigheid toegelaten“. [2.2]
Generaal-majoor Jans verzekerde dat de richtlijnen meer als camouflage moesten worden opgevat dan als bindende voorschriften en gaf zelf het voorbeeld, door actief verzet te plegen.
In maart 1942 moest hij onderduiken omdat de Duitse Sicherheitsdienst naar hem op zoek was. Zijn zoon Leo nam vervolgens het commandantschap waar en leidde de organisatie in constant overleg tot januari 1945. [1]
Jans was de vader van bovengenoemde Leo Jans en Katie Jans, die als enige van dit verzetsgezin de oorlog niet heeft overleefd.
Generaal Jans heeft na de oorlog een aantal hoge onderscheidingen gekregen. [1]
Fußnoten