|
|
|
|
|
Limburg 1940-1945,
Hoofdmenu
Richard Nitsch was een van de beruchte sadisten van de SiPo in Maastricht [1], die viel onder het Reichssicherheitshauptamt van Reinhard Heydrich [2]. Hij ging in zijn wreedheid zo ver, dat zijn baas Max Strobel [3] hem af en toe moest tegenhouden, omdat hij anders belangrijke getuigen zou hebben vermoord. En dat, terwijl ook Strobel echt niet zachtaardig was. Ter illustratie een van de vele voorbeelden. Wie dit soort dingen niet goed kan verdragen, wordt aangeraden hier met lezen te stoppen.
In de vroege ochtend van 18 februari omsingelde de Sipo de woning van Janssen. De L.O.-er trachtte tevergeefs over het dak te vluchten. Nitsch vroeg meteen naar de schooltas. Aanvankelijk ontkende Janssen alles, maar de Sipo vond de schooltas. Nitsch, Ströbel en Klonen gingen zich te buiten aan de meest weerzinwekkende wreedheden. Ze bewerkten Janssen met een boksbeugel en een ijzeren liniaal, stopten een prop papier in zijn keel, drukten zijn strottehoofd dicht, verbrandden zijn neus met een sigaar en sloegen op zijn adamsappel. Hoewel de Sipo-leden Janssen bleven schoppen en slaan, zweeg hij, ook nadat Nitsch met de liniaal zijn rechterpink doormidden had geslagen. Na drie etmalen van martelingen, waarbij Janssen herhaaldelijk buiten bewustzijn raakte, beval Ströbel hiermee te stoppen, omdat de L.O.-er dreigde te bezwijken. [4]
Op 15 november 1948 begon voor het Bijzonder Gerechtshof in Maastricht onder grote belangstelling het proces tegen Nitsch, waarin hij zich moest verantwoorden voor het doodschieten zonder vorm van proces van
1) Derk van Assen, belastingdeurwaarder te Maastricht. 2) Het geval van H.H. Scheepers (in een café doodgeschoten). 3) De dood van M.P. Pereira en A.H. Ummels. 4) De dood van de Sittardse jongens Schadron, Clemens en Eyck. 5) Het Silbertanne-geval [5] van H.J. Korrel en 6) de dood van drie onbekende personen. De tenlastelegging van mishandeling noemt de dagvaarding gepleegd jegens veertien personen, waarvan een aantal zelf als getuigen gehoord zullen worden. [6]
Hij hoorde de doodstraf tegen zich eisen en werd uiteindelijk veroordeeld tot levenslang. Zijn straf werd in april 1959 omgezet naar 22 jaar en negen maanden. Het jaar daarop werd hij vrijgelaten en als ongewenst vreemdeling uitgezet naar de Bondsrepubliek. Dit paste binnen het Nederlandse beleid, waarbij de meeste oorlogsmisdadigers voortijdig werden vrijgelaten. [7]
Hij is vredig in bed gestorven.
Nadat Nitsch weer vrij was, probeerde Rosalie Sprooten, auteur van Bericht aan Hare Majesteit, over het verzet in het zuidoosten van Zuid-Limburg, contact met hem op te nemen als onderdeel van haar historisch onderzoek. Hij antwoordde haar als volgt:
Geachte mevrouw Sprooten!
Het is voor mij onmogelijk om u in deze zaak te helpen. Mijn geheugen is de afgelopen 40 jaar zo achteruit gegaan dat de door u genoemde namen en voorvallen mij niets meer zeggen. Bovendien heb ik een punt achter het verleden gezet en wil ik er niet meer aan herinnerd worden.
Met vriendelijke groet
R. Nitsch [8]
Voetnoten