|
|
|
|
|
Limburg 1940-1945,
Hoofdmenu
Lubertus Hindrikus Johannes Dusink woonde onder andere in Nederweert, waar hij gemeenteveldwachter was. Op 10 maart 1943 werd hij in verband met de reorganisatie van het politiekorps overgeplaatst naar Mierlo-Hout. Hij bleef in contact met Nederweert. Voorzien van de nodige papieren bracht hij van daar begin 1944 samen met een collega een geboeide joodse onderduiker, Max Noach, zogenaamd als gevangene met de trein naar Dordrecht, op weg naar een beter onderduikadres. In de drukte op het stationsplein werd Max vrijgelaten. [1]
In juni 1944 moesten twee collega’s Pierre Dorssers, een echte arrestant (wegens verboden wapenbezit) naar Maastricht brengen, eveneens met de trein. Die nam de benen toen de politiemensen even een andere kant op keken. De precieze omstandigheden zijn niet bekend. De SiPo liet het daar niet bij zitten. Dezelfde avond werden de twee „onoplettenden“, Herman Kroezen en K.W.L.A. Wering naar Maastricht ontboden voor nadere uitleg, maar ook opper Josephs en marechaussee Dusink. Zij werden vermoedelijk door burgemeester Rösener Manz beschuldigd en zeker door een wegens diefstal ontslagen politieman, die allerlei beschuldigingen uitte aan het adres van Kroezen, Wering en Dusink (wist een van die twee iets van de transportpapieren voor Max Noach?). Kroezen, Wering en Dusink kwamen in Duitse kampen terecht. [2]
Alleen Wering keerde na de oorlog terug. Dusink werd overgebracht naar Kamp Vught op 1 augustus 1944, vervolgens naar Oranienburg/Sachsenhausen. Op 12 februari 1945 aldaar nog gezien, vermoedelijk overleden in het concentratiekamp Wöbbelin [4] bij Ludwigslust, waar tegen het einde van de oorlog veel evacuatietransporten uit andere kampen terecht kwamen. Hier werden de gevangenen praktisch aan hun lot overgelaten om te sterven. Kroezen bezweek diezelfde maand in Bergen-Belsen.
Op 4 oktober 1928 treedt hij toe tot de Koninklijke Marechaussee en komt uiteindelijk bij de brigade in Hoensbroek terecht. In november 1930 wordt Dusink overgeplaatst van de Marechaussee brigade te Hoensbroek naar de brigade in Sittard. In september 1933 behaalt hij te ’s Hertogenbosch zijn politiediploma.
Met dit diploma op zak wordt Dusink in mei 1934 door burgemeester Adams aangesteld als gemeentelijk veldwachter in Schinveld. Hier zal hij chef-veldwachter Frans Arnold Pagen en Rijksveldwachter Jan Hendrik Hubert Mevis (’t Riekske) gaan ondersteunen. Dusink is op dat moment nog Marechaussee in Sittard en mag na toestemming zijn korps verlaten, waarna op 16 juni 1934 eervol ontslag volgt.
Op 2 juli 1934 verschijnt in het Limburgsch Dagblad een artikel dat L.H.J. Dusink verhuist van de Agricolastraat 3 te Sittard naar Wilhelminaplein 12 in Schinveld. Op 29 september 1934 treed Lubbertus in het huwelijk met Maria Sophia Smeets. Later verhuist Dusink met zijn vrouw en zoontje naar de Brunssummerstraat in Schinveld, tegenover de Onderste Molen.
Op 15 mei 1941 wordt veldwachter Dusink overgeplaatst naar Nederweert. In Nederweert kreeg hij de bijnaam Lubbert en hier komt Dusink in aanraking met de Joodse onderduiker Max Noach, destijds 21 jaar. Max zit ondergedoken bij een gezin in Nederweert en Dusink helpt hem verborgen te houden en waarschuwt indien er naderend onraad is. Daarnaast liet hij Max zo nu en dan ook bij zijn eigen gezin in Nederweert onderduiken.
Op 10 maart 1943 wordt gemeenteveldwachter Dusink in verband met de reorganisatie van het politiekorps overgeplaatst naar Mierlo-Hout en wordt ingedeeld in het korps Marechaussee. Toch blijft Dusink actief in het verzet. Begin 1944 wordt onderduiker Max ernstig ziek. Hij heeft vreselijke hoofdpijn, ziet alles dubbel, waarschijnlijk door zijn lange, lusteloze, maar zenuwen tartende onderduik en een gebrek aan vitaminen. Tegen het voorjaar herstelt Max enigszins van deze depressiviteit, maar niet volledig. Het werd raadzaam geacht dat hij naar een omgeving vertrok die beter was voor zijn gezondheid. Ze komen in contact met een onderduikadres in de Biesbosch. Max moet daarom vanuit Nederweert in Dordrecht terecht zien te komen, maar de treinen werden doorlopend doorzocht.
Marechaussee Dusink verzon de oplossing, hij regelde de officiële documenten die nodig waren om een gevangene van de ene gemeente naar de andere te vervoeren. Samen met een (naamloos gebleven, bonafide) collega bracht hij Noach naar het station in Weert, waar ze hem de handboeien om deden en op de trein stapten. In Dordrecht aangekomen, in de menigte op het station, werden de handboeien stiekem afgedaan, en liepen de agenten onopvallend weg. Max Noach weet vervolgens zijn nieuwe onderduikadres te bereiken.
Vervolgens blijft het een korte periode rustig omtrent Dusink. Op 20 juni 1944 arresteerde de Sicherheitspolizei (Sipo) de illegale werker P.F. Dorssers in Weert. Hij was in het bezit van een pistool. Politieman K.W.L.A. Wering en marechaussee H.L.M. Kroezen kregen de opdracht de arrestant naar Maastricht te begeleiden. De gevangene Dorssers ontsnapte, “in een ogenblik van onoplettendheid”.
Diezelfde avond ontbood de Sipo de vier betrokkenen naar Maastricht voor “nadere uitleg”, hieronder was ook marechaussee Dusink. Vermoedelijk maakte burgemeester Rösener Manz van Weert van de gelegenheid gebruik om zijn ontevredenheid over sommige leden van het Weertse politiekorps kenbaar te maken bij de Sipo. Een wegens diefstal ontslagen politieman, die allerlei beschuldigingen uitte aan het adres van politieman Wering en de marechaussees Kroezen en Dusink, gooide hierbij olie op het vuur. Drie van hen (Kroezen, Wering en Dusink) kwamen uiteindelijk in Duitse kampen terecht.
Tot 5 september 1944 zit hij in detentie in Vught, waarna hij van 6 september 1944 tot 16 oktober 1944 in concentratiekamp Sachsenhausen in Oranienburg (vlak boven Berlijn) terecht komt. Daarnaast komt hij terecht in het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg en tot aan de bevrijding in het concentratiekamp Wöbbelin [4] bij Ludwigslust.
Helaas eiste de langdurige gevangenschap zijn tol. Dusink overleed op 24 mei 1945, slechts 38 jaar oud, in het Duitse Ludwigslust tijdens een transport vanuit het concentratiekamp. Hij werd begraven op de begraafplaats Ludwigslust.
Zijn collega Kroezen bezweek diezelfde maand in Bergen-Belsen. Alleen Wering overleefde de kampen.
Onderduiker Max Noach overleefde de oorlog mede dankzij Dusink. [3]
Lubbert ( Lambert ) Dusink staat op de Erelijst 1940-1945 van de Staten-Generaal. [5]
Voetnoten