text, no JavaScript Log in  Deze pagina in het NederlandsDiese Seite auf DeutschThis page in English - ssssCette page en FrançaisEsta página em Portuguêstop of pageback

De namen op de muren

Wikimedia

Limburg 1940-1945,
Hoofdmenu

  1. Mensen
  2. Gebeurtenissen/ Achtergronden
  3. Verzetsgroepen
  4. Steden & Dorpen
  5. Concentratiekampen
  6. Valkenburg 1940-1945
  7. Lessen uit het verzet

De verzetsfamilie Cremers

296 - Jean J. Cremers
Jean J. Cremers


Wielke Cremers


Gerda Cremers

Annie Cremers

Er zijn talloze voorbeelden van verzetsfamilies, ook in Limburg. Zo worden families genoemd, waar een bepaalde houding normaal was, ook bij degenen die zelf niet actief aan enige vorm van verzet deden. Die houding had/heeft als voornaamste kenmerk een onafhankelijke kijk op de wereld en een goed ontwikkeld moreel besef. Enkelen werden dan actief, want ze wisten zich stilzwijgend gesteund door hun familie. Omdat ik zelf uit zo een familie kom, neem ik die als voorbeeld, zonder te willen beweren, dat ze beter of moediger of wat dan ook waren dan al die anderen. Ik beschrijf hier de familie van mijn moeder en haar vader, de familie Cremers uit Voerendaal. Daar was het blijkbaar vanzelfsprekend, mensen in nood te helpen, zelfs wanneer ze daardoor zichzelf in gevaar brachten. Uit dat soort hout waren de verzetsfamilies gesneden.

  1. De eerste Cremers, voor zover bekend, die zich inzette voor mensen op de vlucht, was Jean Cremers. Die heeft tijdens de eerste wereldoorlog geholpen, Belgische en Franse vluchtelingen in Valkenburgse hotels op te vangen. Hij heeft daar twee dingen aan overgehouden:

    • Een lintje van de Belgische koning, “voor de toewijding die hij heeft getoond in de werken van oorlog”. Zie oorkonde
    • De Spaanse griep.
      Dat was de grootste pandemie die er ooit is geweest, met volgens de WHO tussen de 20 en 50 miljoen dodelijke slachtoffers, meer dan door de oorlog zelf. Hij werd verspreid door de soldaten en andere mensen, die tijdens en na de oorlog heen en weer getransporteerd werden. Velen waren natuurlijk vooral na de oorlog erg verzwakt. En Jean kreeg het ook. Waarschijnlijk door zijn vluchtelingenhulp, waardoor hij met veel mensen te maken had. Hij heeft het overleefd maar heeft er een blijvende handicap aan overgehouden, is vervroegd met pensioen gegaan en is snel oud geworden.
      De symptomen leken op Parkinson. Tegenwoordig is die pandemie bijna vergeten. Hoelang zou het gaan duren tot de mensen zeggen: Corona, wat is dat ook weer?
  2. Gerda Schunck-Cremers ondersteunde niet alleen haar man bij de opbouw van de Valkenburgse onderduikershulp. Daarvóór was zij met de vrouwen van de Katholieke Actie en de Elisabethvereniging bezig met een gaarkeuken voor kinderen, om de Duitse Winterhilfe te vlug af te zijn. Dat deden ze heel openlijk. De Duitsers hadden wel iedere liefdadige organisatie verboden behalve hun Winterhulp, maar dit was zogenaamd helemaal privé. Er deden ook boeren uit de omgeving aan mee. De opbouw van dit soort dingen (gaarkeuken en later de onderduikershulp) vereist, dat je veel mensen kent. Mijn vader was pas door zijn huwelijk vanuit Heerlen naar Valkenburg gekomen. Hij had dat nooit gekund zonder zijn vrouw en ook zijn schoonvader, die iedereen kende omdat hij les gaf op de MULO en omdat hij in allerlei verenigingen actief was.
  3. Ook haar zus Wielke Cremers deed mee aan het verzet. Zij is door ziekte helaas in 1950 gestorven. Zij verrichte koeriersdiensten, dat deed ze allemaal op de fiets. Het was toen nog compleet een mannenmaatschappij. Maar het koerierswerk moest door vrouwen worden gedaan, toen vooral tegen het einde van de oorlog de meeste mannen zich niet meer op straat konden vertonen, omdat ze dan werden opgepakt om in Duitsland te gaan werken. Bovendien werden door de meeste mannen in die tijd vrouwen niet in staat geacht, verzet te plegen. Een vrouw op een fiets met een grote tas was een huisvrouw die boodschappen deed, meer niet. Niet alleen de Duitse soldaten dachten zo en lieten de vrouwen daarom met rust. Ook veel verzetsmannen hadden er een probleem mee, wanneer vrouwen meer deden dan koerierswerk.
  4. Annie Cremers was een nichtje van Jean. Toen ze haar MULO-diploma had gehaald, ging ze in 1940 in de bakkerij van haar ouders werken. Maar ze werd al gauw gevraagd voor het distributiekantoor in Valkenburg. Door wie, of door wiens bemiddeling? Dat valt niet meer met zekerheid te achterhalen, maar wie kon er anders achter zitten dan haar oom Jean, die wist, dat een slim en betrouwbaar meisje in Voerendaal zeer geschikt was voor de slechte tijden, die op til waren? Jean had immers al in WO1 vluchtelingen geholpen, in het toen neutrale Nederland. In een bezet land zou het nog veel moeilijker worden. Toen de bezetting vorderde en steeds meer mensen moesten onderduiken, begon Annie inderdaad met twee andere ambtenaren te sjoemelen. Zij drukten bijvoorbeeld rantsoenzegels achterover, terwijl de directeur een andere kant op keek.
    En wie zou die zegeltjes en rantsoenkaarten van het kantoor naar de rayonleider van de Landelijke Onderduikershulp in Valkenburg gebracht hebben, dus naar Pierre Schunck, de man van Annie’s nichtje Gerda? Annie ging in die tijd, zo schrijft haar dochter, vaak bij haar oom en tante op bezoek. Jaja, heel gewoon familiebezoekjes.
    Haar oom en tante wisten waarschijnlijk niet precies, wat Annie voor enveloppen meebracht voor Pierre, wanneer dat zo is gegaan. Maar we kunnen aannemen dat ze dat dan ook niet wilden weten. Dat je alleen aan het glinsteren van Jeans ogen kon zien dat hij het nog steeds een goed idee vond, Annie daar een baan te hebben bezorgd.
    Zie ook De overval op het distributiekantoor in Valkenburg
  5. Op de burgerlijke stand in Valkenburg werkte een Hein Cremers. Die hielp Guus Laeven en de Knokploeg Zuid-Limburg, op 31 augustus 1944 het hele register van de burgerlijke stand van Valkenburg verdwijnen, om te verhinderen dat alle mannelijke bewoners tussen 16 en 60 jaar zouden worden ingezet bij het graven van loopgraven. Was Hein ook een familielid?

Jetty Cremers, de jongste dochter van Jean, studeerde tijdens de bezetting in Nijmegen en was niet bij het verzetswerk van haar zusjes betrokken. Toen Nijmegen in 1944 zwaar werd gebombardeerd door de geallieerden, die eigenlijk het spoorwegemplacement wilden treffen, ging ze spontaan in het ziekenhuis helpen. Lees daarvoor haar verslag Bombardement op Nijmegen, 1944.
Dergelijke verzetsfamilies zijn al in het begin van de bezetting ontstaan. Mensen die elkaar door en door kenden. Hulp aan vluchtelingen of aan onderduikers was natuurlijk ook verzet, ook al hebben die mensen meestal zelf geen gewapende overvallen gepleegd. Maar door actief te worden hebben ze toch maar hun nek geriskeerd.