|
|
|
|
|
Limburg 1940-1945,
Hoofdmenu
Hij was geen verzetsman in Limburg (NL), maar stond met het Limburgs verzet in intensief contact en komt daarom ook voor op deze lijst. Zijn verzetsactiviteit begon met het helpen vluchten van Franse krijgsgevangenen. Hij was Cisterciënzer monnik in de abdij van Val-Dieu, werd priester gewijd op 21 oktober 1932. Daarna doceerde hij kerkgeschiedenis in Val-Dieu, was conservator van het abdijmuseum en novicenmeester. Hij en zijn door hem opgeleide confrater Stephanus Muhren waren actief in het spionagenetwerk Clarence (plaatselijke leider: de huisarts Jules Goffin uit ’s Gravenvoeren) en in de bij Clarence zo genoemde groep Holland (van Nic. Erkens, op dat moment ondergedoken in Sittard). Val-Dieu en Voeren liggen in het midden van de driehoek Luik-Maastricht-Aken en waren dus geknipt als doorgeefluik voor vluchtnetwerken. De twee monniken verborgen vluchtelingen in het klooster en op de omliggende boerderijen en hielden de Duitse transportactiviteiten op de spoorlijnen van het grensgebied in de gaten. Ze werden gesteund door hun Duitse abt Alberich Steiger, die onder meer dineerde met hoge Duitse officieren. Samen met pater Hugo en Pol Nolens, kapelaan in Charneux, werd een geheime krant verspreid die in Charneux op stencils werd gereproduceerd en waarin de wandaden van het nationaal-socialisme in de drie landstalen aan de kaak werden gesteld (La Tribune Libre in het Frans, Het Vrije Woord in het Nederlands en Das Freie Wort in het Duits).
Opgepakt door de Geheime Feldpolizei op 19 maart 1943, de dag na pater Stefanus, als gevolg van het Hannibalspiel, werd Hugo Jacobs in Luik onderworpen aan harde verhoren in een succesloze poging, hem een bekentenis af te dwingen over de medeplichtigheid of betrokkenheid van de abt. Op 11 augustus 1943 werden hij en tien anderen door de krijgsraad in Utrecht ter dood veroordeeld wegens “spionage en bevoordeling van de vijand”. Zij werden op 9 oktober 1943 in Fort Rijnauwen bij Utrecht gefusilleerd. Op weg naar de executieplaats droegen hij en zijn kloostergenoot hun witte monnikenpij van de Cisterciënsers en zongen luidkeels een religieus lied. Zijn lichaam werd gecremeerd en de as later begraven op het kloosterkerkhof van Val-Dieu. Een gedenkplaat herinnert aan hem in Fort Rijnauwen en in de abdijkerk van Val-Dieu.